Openbare Basisschool De Flint, Deventer
Winnaar van de schoolronde van De Nationale Voorleeswedstrijd
Tekst en foto: Marije Ravelli
‘Wie ik ben? Poeh. Ik ben Ilyas, ik ben elf jaar en ik zit in groep acht. Ik ben heel rustig en ook heel leergierig. Ik vind voetbal heel leuk. Ik vind rekenen ook heel leuk. Dat ben ik. Ik ben leergierig, omdat ik altijd het beste uit mijzelf wil halen. Als je niet het beste uit jezelf haalt, dan maak je niet echt alles mee wat je mee zou kunnen maken.’
Spijt
‘Eerst las ik makkelijke boeken. Maar ik vind serieuze boeken nu echt superleuk. Het boek waaruit ik heb voorgelezen is geschreven door Carry Slee en het heet Spijt. Het gaat over een jongen, Sven, die thuis wordt mishandeld door zijn vader. Het boek is verfilmd, dus die film heb ik ook al een paar keer gekeken. In films zie je alleen maar wat er echt gezegd wordt, dan kan je niet horen of zien wat ze denken. Daarom vind ik boeken leuker. Een boek kan je ook op je eigen tempo lezen, dan kan je het beter begrijpen.’
Boek uitblazen
‘Vroeger werd ik heel veel voorgelezen door mijn moeder. Dan kon ze echt de emotie erin leggen. Dat heb ik wel echt geleerd van mijn moeder. Door haar ging ik ook zelf boeken lezen. Ik lees thuis vaak mijn zusje van drie voor. We zoeken dan een rustig plekje uit. Bijvoorbeeld als we bij oma zijn, dan gaan we op de bank zitten. Als het boekje uit is, dan zeg ik: “Uit?” dan zegt ze: “Ik wil blazen!”, en dan blaast ze tot het boek dichtgaat.’
Moeilijkere boeken
‘Voor kinderen die niet van lezen houden heb ik een advies: elke keer proberen moeilijkere boeken te lezen, want als je dat doet dan gaat je leeskennis ook omhoog, je spelling gaat omhoog en dan vind je het ook vanzelf leuker en makkelijker. Echt waar, hoe meer je leest, hoe leuker het wordt.’
Karakter
‘Oh en voor wie mee wil doen aan De Nationale Voorleeswedstrijd: kies een boek dat bij je karakter hoort, want anders ga je het saai vinden. En als je voorleest, probeer die persoon dan echt te zijn. Probeer het te voelen en probeer het echt mee te maken.’